Wij Achterhoekers hebben wel iets met humor. Soms lomp maar over het algemeen kunnen we goed lachen met elkaar. Bij een mooie stunt van een groep jongeren moet je eens letten op de snuutjes van de ouderen. Samengeknepen lachende mondjes die dezelfde ondeugd uitstralen en je trots vertellen dat ze papa zijn van één van de gangmakers. Maar soms komt er die ene Achterhoeker op je af gestiefeld die al van verre enthousiast begint te zwaaien. Dan is het bukken en wegwezen. Dan hebben ze weer een mop die ze kwijt moeten:”He-j Miggelbrink Wet i-j weurum een kip……”. “Wij Achterhoekers hoeven dat echt niet te weten van die kip of van die vrouw of dat hundje.
We kennen die man. Zijn gevoel voor humor is ver onder nul en die kip ver over datum. Wacht je niet op de clou blijven ze je achtervolgen met die kip. De hele supermarkt door. Hoe anders is het wanneer een clubje Achterhoekers uitgebreid gaat zitten aan de stamtafel, de keukentafel of aan de schafttafel. De Ras entertainers, onze levensgenieters met de mooie verhalen. De eerste categorie praat in flauwe mopjes. Maar de vertellers. De sprekkers vermaken ons op de smalle scheidslijn van fantasie en “echt woar”. Verhalen over tante Annie die echt niet kon koken en dat ze altijd bidden bij haar dat ze na het eten nog leefden. Over de zeemeermin die ze bij de sluus in Gaanderen vingen. Een strijd van uren maar aan de bovenkant was ze niet te eten. Dat appje veur de vrouw: Schatje ik neem nog 1 biertje met de jongens en als ik over een half uurtje niet thuis ben moet je dit appje nog moar een keer lezen. Urenlang levensplezier.